De rode draad verbond ons, bevestigd zodra je het tekende. Als rood op wit gezet. Een lijn, als de aderen door ons lichaam. We ademden elkaar in en uit. Onze relatie kreeg geregeld zuurstof en leek soms een leven beloofd. We zijn nu afstervende.
Mijn astma lijkt steeds meer aanwezig. Ik weet het nu, het is de benauwdheid van gedag moeten zeggen. Er is niets meer te bereiken, behalve mezelf schaamtevol herhalend, tot ik steeds zieliger alleen achter blijf. Het nieuwe jaar begint in het nemen van afscheid.
Ik vertel je hier wat ik had willen doen, maar steeds niet kon. Nu het is besloten: er is geen plek meer voor wat ik wilde ondernemen en het is tot een verhaal in mijn hoofd verworden:
Ik loop naar je toe. Je staat bij de draaideur. Daar waar je mij eens optilde, mij zo vaak gedag zei, mij... ik wil er niet aan denken. Ik draai mezelf eindeloos duizelig in die deur.
Ik vraag je of je mee komt, het is belangrijk. Mee naar een bankje bij het veld van demonstraties en festivals. Ik ga mijn eigen kleine demonstratie geven. Ik vraag je te zitten. Mijn tas zet ik naast mij neer en rits hem open. Zonder je aan te kijken, vraag ik of ik je hand mag en nee niet in trouwen, alhoewel liever die onzin in plaats van dit.
Mijn andere hand zoekt in mijn tas en vindt. Langzaam ga ik hoger en hoger met mijn hand en een rode draad toont zich. Ik bind het eerst om jouw pols, ik probeer niet te denken aan hoe heerlijk je huid aanvoelt. Dan met een beetje moeite bind ik het om de mijne. Ik weet dat je dan stil zal zwijgen en je ogen en je ademhaling zullen spreken. Je bent voor mij als een cryptogram geweest dat ik heb leren te ontcijferen... ik was niet de oplossing.
Dan pak ik je hoofd tussen mijn handen en zoen je met een passie die zelfs voor mezelf ongekend is. Ik proef je, zoals ik je al sinds 2 maart wil proeven. Niet willen, maar weten: ik moet ophouden. Losrukken van jou is als sterven en er nog lang niet klaar voor zijn. Dan pak ik een schaar uit mijn tas. Ik kijk je nu aan, diep in je ogen. Onze rode draad trek ik strak en kijk ernaar. Ik knip hem door.
Ik breek in stukjes en durf niet te zien hoe het jou breekt. Ik sta op, pak mijn tas, doe de schaar er in en ik weet niet hoe, maar loop richting huis en al mijn stukjes komen samen binnen. Met mijn jas aan, tas om, mijn aandeel rode draad om mijn pols, als bloed, ga ik liggen op de vloer en blijf liggen. Teveel pijn om te kunnen huilen. Ik hoor mijn ademhaling aan. Hij staat er nu alleen voor.